Afgelopen augustus werd ik gevraagd om te spreken op de Bijspijkerdagen van het dominicanenklooster in Huissen. Al gedurende enkele jaren organiseert dit klooster voor het begin van het nieuwe seizoen een weekend vol met lezingen. Diverse wetenschappers op het gebied van religie waren gevraagd om hun visie te geven op een onderwerp dat zij erg belangrijk vonden. Onder andere Anne Dijk (Fahm), Arnold Yasin Mol ( Fahm) en Patrick Chatilion Counet (Vu) waren sprekers. Ik vond het dan ook een hele eer dat ik ook mijn zegje mocht doen
Na lang wikken en wegen besloot ik het onderwerp van mijn masterscriptie te bespreken: Bronnen van eerbaarheid/Tzinioet voor Ashkenazische vrouwen in Achttiende-eeuws Amsterdam. Dit is een onderwerp waar nog maar weinig onderzoek naar gedaan is maar wat mijns inziens wel erg interessant is. Zeker als je hierbij de vergelijking kan trekken naar de hedendaagse tendens. Omdat de doelgroep van deze lezing bestond uit theologen die weliswaar zeer goed bekend waren met de Bijbel maar niet met Joodse termen zoals Tzinioet, heb ik geprobeerd mijn lezing door middel van een powerpoint zoveel mogelijk te verduidelijken.
Het onderwerp is grofweg te verdelen in drie deel onderwerpen: Traditionele Halacha ( o,a, Talmoed, Misjnei Tora en Shulchan Aruch), Jiddische Halacha ( Lev Tov, Brantspigl en Seder Mitswot haNasjim) en Jiddische Musar ( Tsennerenne en Maaseh Buch). Ik heb beschreven hoe in deze boeken de diverse vormen van Tzinioet, zoals omgang met de man en niet-joden, worden beschreven en of hier een algemene tendens in zichtbaar was. Daarna heb ik gekeken hoe er nu tegen tzinioet wordt aangekeken in Ashkenazisch Amsterdam. Hierbij moet natuurlijk altijd het onderscheid gemaakt worden tussen orthodox en liberaal. Belangrijkste is misschien wel dat de visie op eerbaarheid een combinatie is van de ideeën van je omgeving en je eigen gevoel. Er is niet één correct antwoord maar heel veel verschillende interpretaties. Wel worden nog steeds veel dezelfde boeken gebruikt zoals de Shulchan Aruch
Aan het einde van mijn lezing heb ik de deelnemers een stukje laten lernen. Ik had hiervoor het lied/gebed Esjet Chayil uitgekozen wat traditioneel de man voor zijn vrouw zingt op Sjabbatavond. De deelnemers kregen wat vragen naar aanleiding waarvan ze de tekst beter konden bestuderen. Kernvraag hierbij was : Wat zegt het feit dat dit lied nog steeds gelezen wordt over de rol van eerbaarheid van de vrouw in hedendaags Jodendom? Na de bestudering van de tekst heb ik een klassikale discussie gevoerd. Hierbij zijn er natuurlijk geen foute of goede antwoorden, alleen interpretaties
De reacties waren overwegend positief. Vooral het lernen vonden de deelnemers interessant, maar ook de verschillende ideeën over eerbaarheid sprak veel mensen aan. Hopelijk kan ik volgend jaar er weer bij zijn.
Ik kreeg hier een hele mooie reactie op via de mail die ik graag met jullie wil delen:
“Eind augustus was ik te gast in het dominicaner klooster in Huissen. Ik volgde daar de “bijspijkerdagen” waarin we de kans kregen om in drie dagen bijgepraat te worden over wat er speelt op het terrein van theologie en kerk-zijn in de tegenwoordige tijd. Voor mij als ‘hobby religiewetenschapper’ een mooie kans om te luisteren naar bevlogen theologen en religiewetenschappers die enthousiast over hun vak vertelden. Er waren mooie ontmoetingen, ik ben er verrijkt vandaan gekomen.
Eén van de dingen die, mede door wat er op volgde, grote indruk heeft gemaakt, is een lezing van een jonge, net afgestudeerde historica en hebreïste, Anne-Maria van Hilst. Zij vertelde vol enthousiasme over haar onderzoek naar het 18e eeuwse Jodendom in Amsterdam en in het bijzonder over de regels voor de omgang van mannen en vrouwen.
Als illustratie hebben we met elkaar Spreuken 31: 10-31 gelezen, ook wel bekend als de lof op de degelijke huisvrouw. Een tekst die in het joodse gebedenboek staat als lezing van de man voor de vrouw bij het begin van de sabbat. Mooi om samen te lezen en te doorgronden wat er staat. Een van de vrouwen uit mijn groepje zei al snel; “dat mag hij elke vrijdag wel voor mij lezen”.
Na afloop van de lezing kregen we kopietjes van het gebedenboek waarin (een deel van) de liturgie voor de sabbatviering staat, met daarbij als ‘huiswerk’ dat we ook maar eens de psalm moesten lezen die de vrouw aan de man kan voorlezen, psalm 112.
Dat heb ik, thuisgekomen, samen met mijn vrouw gedaan, een mooie psalm maar met een beeld waaraan ik me nauwelijks durf te spiegelen.
Een week later was ik met een aantal van mijn zwagers een weekeind weg. Als opening van de maaltijd heb ik toen kort bovenstaand verhaal verteld en heb ik psalm 112 gelezen in de hertaling van Huub Oosterhuis. Dat deed ik vooral als herinnering aan onze overleden (schoon)vader die ik zeker herken in deze psalm.
Eén van mijn zwagers werd zo geraakt door wat ik las dat hij direct reageerde: “als we dit elke week zouden doen, kon ik mijn praktijk wel sluiten”. Hij werkt als relatietherapeut en vertelde dat hij heel veel meemaakt dat mannen snakken naar een compliment en gebaar van waardering van hun vrouw. En deze psalm, zeker in de verwoording van Oosterhuis, is daar een mooi voorbeeld van. Eén week later sprak ik hem toevallig weer en hij vertelde dat hij dit verhaal en deze psalm al twee keer gebruikt had…….
Voor mij geeft dit verhaal een bijzondere reeks van gebeurtenissen weer, het laat de kracht zien van de taal van de psalmen, de kracht van eeuwen oude rituelen, de kracht van het aan elkaar vertellen wat je raakt.”